vrijdag 30 januari 2009

Nasr en Moeyaert: stadsdichters van Antwerpen

De verkiezing van oud-stadsdichter van Antwerpen Ramsey Nasr tot Dichter des Vaderlands zet ijvere gemeenteambtenaren ongetwijfeld aan tot het schrijven van lijvige beleidsnotities waarin wordt voorgesteld de gemeenschap te verblijden met een stads- of dorpsdichter.

Zo zullen Tubbergen, Bartlehiem en Appelscha binnenkort nóg poëtischer worden (mochten deze willekeurig uit mijn brein ontsproten plaatsen al beschikken over gemeentelijke dichters, vergeef mij, ik heb het niet geverifieerd).

Maar de beste stadsdichter is toch wel Bart Moeyaert. Zijn prachtige werk als stadsdichter van (jawel) Antwerpen is gebundeld in "Gedichten voor gelukkige mensen".

Neem het gedicht Brug dat is geschreven naar aanleiding van het gecontesteerde verdwijnen van een ijzeren noodbrug die er in 1972 maar een jaar ging staan maar uiteindelijk 34 is geworden.

Brug

Vooral 's-nachts vraag ik me af
of ik er iets toe doe. Ben ik van nut.
Wat draag ik bij. Wie mist mij
als ik voor het licht wordt overlijd.
Ik haal bepaald geen troost uit
wat ik denk. Erg dwaas zie ik
de ochtend komen. Hij gaat tekeer.
Of ik vandaag bij wijze van ontbijt
weer uren voor het raam ga staan
en wacht tot iemand op de fiets
naar boven kijkt en naar me wuift.
Hoe is het mogelijk dat ik mijn tijd
aan schooien wil spenderen, terwijl
er van de stad in een twee drie
te leren valt dat de berg zand er is
omdat de put er komt. Het is een feit
dat alles nodig is, ook wat al jaren
smeekt om te verdwijnen. En als
iets dan wordt weggehaald, vergeet ik
al te gauw dat het de eeuwigheid
toch weer de goede kant op heeft gestuurd.
Aan die gedachte schurk ik mij.
Behalve 's-nachts. Dan wil ik ineens
weten hoe lang voor altijd duurt.

woensdag 28 januari 2009

Ramsey Nasr - Dichter des Vaderlands

In een rommelige NPS-uitzending is Ramsey Nasr vanavond verkozen tot Dichter des Vaderlands. De uitzending bevestigde opnieuw dat de poëzie in dit land niet loskomt van het druilerige ik-heb-me-niet-geschoren-want-dan-lijk-ik-creatief imago. De houdbaarheidsdatum van presentator Joost Prinsen is verstreken, althans voor live-televisie, de man is te traag. Ook was er (daarom?) een heuse quiz om de snelheid erin te houden. De aardige maar volstrekt niet literaire Jeltje van Nieuwenhoven was weer eens van stal gehaald als juryvoorzitter, waarschijnlijk in een ijdele poging om de poëzie dichter bij het volk te brengen. Al met al was plaatsvervangende schaamte voor de briljante dichteres Antjie Krog (zie verder in dit blog) mijn deel.

De keuze voor Nasr is een terechte keuze en een verademing na het Sinterklaasrijm van de altijd als circusdirecteur geklede Driek van Wissen. Dit prachtige gedicht droeg Nasr voor:

ik wou dat ik twee burgers was
(dan kon ik samenleven)


en dit is mijn gedicht, komt u binnen
let niet op de galm, wees niet bang
laat ons beginnen in leegte
welkom in mijn krater van licht

ooit kwamen wij samen, u en ik, weet u nog
koel leefden wij op in de glans van een roemer
onze schaduwen als helder kristal
onze roem even terloops als de lichtval
op de brief van een windstille vrouw

goudbestoft waren wij
bleek, bijna doorschijnend van liefde waren wij
wij loken de ogen voor de ander

en wij hielden van boetedoen
vroeg iemand hoe het met ons ging
dan zeiden we naar waarheid
we schamen ons kapot, meneer
wij waren er heilig van overtuigd
dat wij ooit onze bloedeigen heer
zelf met gesels ineengeslagen
en op eigen houtje gekruisigd hadden
de apocalyps stond bij voorbaat
als straf op ons netvlies gebrand

en wat is er gebeurd in die paar eeuwen
dat wij even de andere kant opkeken?

ik wilde u graag een vaderland tonen
vormvast, zuiver en met volgehouden metaforen
een gedicht kneden over ons, maar toen ik begon
moest ik toezien hoe hier het ene volk
het andere spontaan begon te vagen
als twee onverenigbare republieken

hoe kwamen wij zo snel van nietig tot lomp
van weerschijn tot alomaanwezige schreeuwhomp?
hoe kon uit zuinige rupsen dit hummervolk opstaan?

ze zeggen: omdat god verdween - onze vader
had besloten nog wat onzichtbaarder te worden
dan hij al was, kijken of dat kon, nee dat kon niet
weg was god
en in dit stilleven met grote afwezige
stonden nu de verbijsterde nederlanden
hun monden nog vol van vergankelijkheid
vol wuftheid en alom gewaardeerd doodsverlangen

al hun ijdelheid was ijdelheid gebleken
al hun schijn, hun gekoesterde slijk, heel dit spiegelpaleis
dat men ooit voor oneindigheid hield
werd nu voorgoed onbewoonbaar verklaard
je hoorde de rijp op hun zielen kraken

en uit dat gat – daar werden wij geboren
kevin, ramsey, dunya, dagmar, roman en charity
als bij toverslag kwamen wij tevoorschijn
bungeejumpend, met oranje opblaashamers
gillend en krijsend en antidepressief
of zwijgend voor een breezer gegangbangd
welkom in nederland vakantieland

ja dat krijg je ervan, dit volk houdt men over
wanneer je de schuld uit ons lijf ramt
we vullen de holte met glimmende leegte

tussen psalmenzangers en pillenslikkers
tussen het goud en het blingbling
vond ik een land dat werd opgeheven

dit land is de wraak van de voorvaderen
als een beeldenstorm razen zij in ons voort
maar het bestaat – zoals ook het verband
tussen kinderstring en boerka bestaat
tussen karnemelk en comazuipen: hol en bol
schuiven wij onze eeuwen ineen

elkaar opheffen is onze kracht
wij streven van nature naar leegte
zoals een cycloop naar diepte snakt

ziet u, een vaderland wilde ik u tonen
niet deze woestijn van oneindige vrijheid
maar hier wonen wij, en hoe mooi zou het zijn
als iemand ooit als een tweedehands godheid
rijm voor rijm een land zou bouwen
voor dit volk dat zijn volk mist

hier, in de open kuil van onze ziel
juist hier zou iets groots kunnen worden verricht
laat ons beginnen met een gedicht

maandag 26 januari 2009

Afstand, richting en leegte

waarheid trapt nooit in de valstrik van taal

ik moet mijzelf te buiten komen

dagelijks vernietigt sleur de smeuïge verveling
waarin mijn verbeelding zo zorgenvrij wroet
dat mijn ledematen er jachtig van worden

en zoals sommige anderen
verlaat ik het daglicht
en ga ondergronds
grijp in het ongegronde donker grondelings rond
om mijn stem te vinden

en het schrijven vindt plaats in zelfgevecht

bovengronds
wacht de man die garant staat voor vrijlating
's zondags beklimt hij Leeuwkop
namiddaglicht sloept stil tussen rots

wat niet is, is
en ruimte is al wat er is
het maakt in tijd niet uit
om ondergronds over hem te schrijven
terwijl bovengronds zijn handen mij naspeuren

het maakt in ruimte niet uit
of ik bij hem ben of niet
of ik al jaren bij hem ben of nu net
want ruimte op zichzelf
en tijd op zichzelf
kwijnen altijd tot geringe voormalige schaduwen
slechts een eenheid tussen ruimte en tijd
zou iets van ons bewaren

de aarde kreunt in de kleur van roest
de zon sputtert een bros blauw vuur
en de wijngaarden pleiten tegen de hellingen
een verorberende groene eed
dat niets te niet zal gaan
onder de stijf gespannen winddoorwaaide lucht hier
op maan verlichte nachten kun je horen hoe de hoeven
tegen de rotsen sterren maken

ik word elders wakker met een mond vol lieve woorden
jij bent mijn hartverstikke steun en toeverlaat

uit de steilte vallen twee autootjes ons voorbij
de eetkamer biedt toegang tot een binnenplaats van rots
waar druiven in de middagzon rozijnen worden
jij viert je 45e verjaardag met een hele inktvis
's nachts slapen we met de luiken open
naar het geluid van de fontein
en de kerkklok die overdag blindelings over korenvelden blaakt

onder een dak van platanen
op de markt kopen we een bakje gebraden duifjes
provençaalse vijgen
een tapenade met basilicum trossen tomaten
en olijven gepekeld in rozemarijn

drinken we wijn als water
en eten zachte geitekaas en pruimen toe
de lucht ruikt naar druiven
dan naar wijn
langs de weg ranken bramen en wilde rode roosjes
en massa's massa's besjes en bijen

ik was wasgoed in een bad
ik ben bovengronds
die ochtend loop ik flink van bekken en met vaste kuiten
een kleine achterplaats op verrukt door zon
ineens bedwelmd
door de geur van vijgeboom
en zeep en zon en klip
de zandige bladeren en de navrante koperen geur van vijgen
evenals anderen behoor ik aan de aarde

de liefde flikflooit in verschillende gedaanten
soms jij
soms zij en hij
soms ik
soms zij
soms mij en mezelf
en ondergronds is voor iedereen plaats
schaduwen van middelbare leeftijd van elkaar
totdat jij uit de ronde groene stoel opstaat en zegt:
ik heb er genoeg van
en je je tas pakt
en het donker wordt rondom
en ik naar boven klauw naar licht niet doen
van val tot val geeft het niks
maar
hier niet
niet hier

het licht likt je gezicht schoon
zilver in de tippen
en je ogen geven ervan weg

het is een ochtend gemaakt om in dood te gaan
in mijn klamme nek
onder de eucalyptusbomen klappertand ik duizelig
naar je ketterse bek

je eet alsof je feestviert
en ik schrik van mijn honger naar je geplette enkels
de aarde is warm van kleine kikkertjes

man
welige tong
van wellust heult mijn hart
hou mij vast
zo
rits mijn roestblauwe romp tot dij
geil trilt mijn lijf met stembanden uit tegen je borst

man die mij vasthoudt alsof hij moer omsluit
drachtig ben ik van jou
smulpaap van mijn uitgang en mijn ingang
smak mijn gezwollen oorholten schoon

mijn buik vult zich in het stilste herfstlicht
rondom staan de bomen in lichterlaaie

je weidt
en beweidt

onze bekkens slaan als hoorns tegen elkaar
je billen knokkelwit
je smeert naar buiten
je smijt bij mij naar binnen
man massale man
om wie ik inkom
die in mijn nek naar god en dieren roept

als ik bij zinnen raak
heb ik uit je wang een winkelhaak bloed gebeten
en plotseling was er die herfst
helder
ongedeerd
bladeren filteren als kolen uit de brandende bomen
om je schouders zakt de ondergaande zon
zul je je ogen voor mij openmaken als een hart?
zul je haar innemen deze ongelegen ondankbare late liefde?

ruimte durven we ons niet eigenen
ruimte kunnen we ook niet laten gaan
tijd tunnelt veel te diep
ik zoek op de wind een stem naar je toe
mijn leven ligt als rots

we kunnen tijd niet achterlaten
we kunnen tijd niet eigenen
kou bijt op uit het gras
achter mijn sjaal zeg ik je naam je naam
en de wind snijdt sneeuw

je bent nooit uit mijn gedachten
zo zeldzaam mooi gezet
alles voelt voleindigd
aan alles heb jij huid gegeven
zaad dat sijpelt tot zomer en zon
mijn leven glijdt in het jouwe
want zwaar was het nooit
jouw lichaam is glans
en overal komt die je tegen
ik ken je beter dan valstrik of tafzijde of touw

hoe ver
hoe telkenmale verder
dan wat het warm en helder is
hoe ongrijpbaar ver
ik kon je niet afleren
als je maar vaster kon vasthouden

over wat voor landschap ik mijn ogen ook laat gaan
er wordt een deur opengedaan naar behaaglijke zon
als ik je zie - het winterlandschap van salpeter
en koriander en kaalvertakte bomen
is er alleen maar om jou te bekoren
de omhelzing stopt altijd abrupt

o, vermoei me niet met andere namen
alles wordt wijngaard
alles wordt wars
alles verdriet
de lucht waait bloed
en de wolken zijn winters en rafelig dun

grijp me, hou mijn hart,
ik kom van jou nooit los
ik wens je hier je hand voor altijd schuin gedraaid
in warm winterweefsel tegen mijn wang
ik ga de kou in - alleen
met de dunne blauwe lijn van bergen in de verten
het is allemaal voorbij
van jou vandaan ben ik teruggegaan
en heb ik een vergeefs landschap bewoond
hier niet
niet hier

het woord hartstocht ligt 's ochtends wit op gras

het wordt een ritueel dit terugrijden 's nachts
hoe oneindig verstoorbaar
van ergens na een ernstig gesprek
toont mijn hart dat ze jou nooit kan ontberen
met ik die soms huil
laat mij roepen
je knokkels wit om het stuur
de straatlichten vlekken om je uitgezakte wangen
in dit uur waarop je het niet langer kunt verdragen

het kan me niets meer schelen
alles breekt los
wat ben ik hier kwijtgeraakt
wat zoek ik hier
op deze plek
waar ik altijd afwezig ben

ik smoor het moment in mijn hand
jij sluit je ogen
en blaast je adem langzaam uit.

ik heb mijn hart opgegeven
ik leef alleen nog
in mijn nagels

waar slaapt mijn liefde mijn liefde vannacht?

intussen is het winter geworden
ik droom jou te gronde in het geraamte van mijn hart
geruggesteund en plotseling paraat
bundel ik jou voetstoots ondergronds
je ogen verbruinen als laatste
voor ik de herinnering dichtklap

mijn hart blaast haar laatste adem uit
de dood treedt in
nooit heb ik zo liefgehad
dan op het moment waarop ik hem verliet
je ogen verweerd tot een dunne omlijsting tranen
terwijl grijsgestreept en gehuld in avondbloem je paardestaart
ruist in mijn hand
ik mis je
het is de zoveelste dag
en het woord is treuren

waar slaapt mijn liefde vannacht?

ik loop langs vreemde straten
in een vreemd land
tunnels versgemaaide zomers
mijn handen diep
in mijn marineblauwe jasje met de brede revers
mijn lichaam zal het me nooit vergeven

wat heb ik over?

god wat doe je op deze ochtend
sta je verloren in onze witte keuken
schor naast de laatste rozen

ik wil je gezicht afschillen
en je tong als een banaan uit je mond bijten
ik wil totaal in je te gronde gaan
het seizoen stort brandend op mij in

de bomen zijn zo levendig hier in den vreemde
en je ogen drijven in overdreven licht op mij toe
samen met jou zijn lieflijkheid en sluimer
fundamenteler dan verraad
de aarde steigert zacht aan onze voeten

ik raak in deze versvoetige ruimte
aan niets meer
alsof het van mij is geweest
waar slaap je vannacht?

ik draag de dood
in duizend klovende gedaanten
drummelend en droef
draag ik de dood

hij klampt zijn mond aan mijn hart
hij drinkt steunend
hoe wars lokt het licht op mijn huid
die weet
ik draag de dood
hij lijkt op mezelf
mijn maag spoelt er zwart van
een buidel inkt

de dood klapt zijn kleppen in mijn taal
ja, de onverdroten degelijke dood

ik vraag mezelf
waar ben ik dan?
hier of daar
in of uit
op of af
en wat doe ik intussen
zo tussen in
wacht de helft van mijzelf steeds op mijzelf
zonder dat ik het weet?
ik ken die helften niet
ik wil terug naar de plaatsen waar ik mijzelf heb gemaakt
ik zoek een plek die zich niet op kaart transcribeert
iets in mij is opgegroeid om jou te vinden
en op dat moment is pijn klank geworden
die van toen af duurt
tot nu toe en als een schaduw krult in je oor
ga niet weg

het had gekund
niet begeren
niet afweren
leer vergeten
een andere huid
je had het kunnen doen

als de aarde met zichzelf praat
wil alles vleugels hebben
altijd altijd
de tunnel wordt opengegraven naar het licht
blind blus ik de zon met zachte poten
en hoor jouw blijzinnige bijziende lach: je bent hier
je bent hier
gehavend houden we elkaar vast
ik kan de aarde niet zonder jou

je slaapt
je bent in mij komen slapen
en jouw slaap houdt alles vast
je zinkt nooit meer uit mij weg

je zou het kunnen doen
mijn adem binnentreden
met je benige mond

onverdraagbare hoogzomersprieten
falanxen van groen
doordrenkt met zoveel sterfelijkheid
dat alles van vergangelijkheid huilt
in de borst brandend bos

door de zandloper glipt alles

als jij je lenige gewricht draait
naar de weerloze pols
smijt ik onze ogen als kolen naar buiten

kijk
het veld vergaat nimmermeer
het zingt zoet onder wolkentochten uit
een hagelwitte stameling van onderbuiks gloeien

gouden roereieren bakken in de ondergaande zon
waar hij sacramenteel zakt - de zon
zakt voor ons
zoals na ons

ik raak je middelste knokkel luchtig aan

wevervogels steigeren uit het gras
korhoenders tjirren
langs beekjes dommelen rivierwilgen de edelsteentjes
van rood en geelvinken in lichte samenhang
van ver voert het veld een zilverdun web van goudsbloem
degene voor ons en degene na ons

duiven koeterend tot eeuwigheid

voorbij de kneuzingen halen we voorzichtig adem
en achteraan keft de dood
de dood blijft haperend aan onze hakken
alles is doortrokken van onbezonnen sterfelijkheid
ook je hand die los als schaafsel op de houten tafel krult
ik zou je willen laten zien
(ik ben zonder stem maar bij jou)
fluisterend
hier
hier slaap jij vannacht

op het erf: maanlichtbeduimeld met ruigten van dauw
de boomgaard boordevol geur
glimmende granaten perziken donkere vijgemelk
je ogen kleven aan mijn vingers
kijk
kijk hoe zwijmelen de krekels mugjes
nachtvlinders kleverig als baard
en de maan
de maan soldeert onverdroten een sterrendreun over het erf

en het erf gaat te niet
hoor je me
en ook ik
en ook jij
maar deze aarde
hier stuivend adembenemend blauw tafereel van het hogeveld
niet
raak me aan met nieuwerwetse tederheid
want ik wil duren om de aarde in het oog te houden
langer intenser
dan een heel mals hoogzomer-middernachtsuur

raak me aan
vannacht
mijn ontbindende wang met jouw vingerpuntspriet

Antjie Krog

(Uit het Afrikaans vertaald door Robert Dorsman)

zaterdag 17 januari 2009

Uitspraken, citaten en spreuken

Als het niet kan zoals het moet dan moet het maar zoals het kan.

Een superieur mens is iemand die handelt voor hij spreekt en daarna spreekt in overeenstemming met zijn handelingen (Confucius).

De mensen die erover praten weten er niets van de mensen die het weten praten er niet over.

You foul me once, shame on you. You fool me twice, shame on me.

Macht is het vermogen om iets af te dwingen. Gezag is een natuurlijke acceptatie van leiderschap.

Alles was mann mit Geld zahlen kann ist nicht so schlimm.

De zwakkeren krijg je niet sterker door de sterken te verzwakken (Abraham Lincoln).

Je bent pas volmaakt als iedereen om je heen anders is.

De angst voor de dood is veel erger dan de dood zelf.

De slimsten zijn zij die mensen voor zich laten werken die slimmer zijn dan zijzelf (Ph. R. Nilsson).

De overdrijving is de leugen van eerlijke mensen.

De mooiste bloemen staan aan de rand van de afgrond.

Wijs is iemand die van ieder mens wil leren (Talmoed).

De geschiedenis van een mens is zijn karakter.

Je huid is de spiegel van je ziel.

Ik bid nooit. Ik ben agnost. Een twijfelaar. Uitspraken over God - bestaat-ie-wel, bestaat-ie-niet zijn uitspraken over een onderwerp waarvan wij geen kennis hebben. Hij onttrekt zich aan onze waarneming. Klaar. (Frits Bolkestein).

vrijdag 16 januari 2009

Neem mij tot je

Neem mij tot je
als brood. Drink mij,
adem mij in.

De binnenkant van je huid
zal ik kussen, je gebeente
verwarmen. Je hart
dat als een getergde vogel
tegen de kooi van je ribben slaat,
zal ik liefkozen zachter dan
het licht de toppen der bomen.

Om alles wat mij
niet langer lief kan zijn.
smeek ik je: lijf mij in.
Buiten jou kan ik niet leven.

Hanny Michaelis

Alle licht aan

Besnij m’n ogen en bind ze
aan het licht, ik wil staren
naar wat me verblindt.

Laat me zien
waarheen ik vlucht: te veel vlees
heeft mij gegeten en liefde
bleek lucht. Vooral beroemd
om haar geur.

Aan. Doe mij
alle licht aan.

Stijn Vranken

Ik droom je maar

Ik ken je niet, ik droom je maar
als ooit de nacht over deze stad zwijgt
zal je horen hoe ik me
voor jou verlaat.

Hoe ik uit mijn twijfels glijd,
mijn handen rood tot ridders sla
twee onbevlekte paarden vouw
en je zo, dwars door alle straten heen
naar m’n bed toe streel.

Mijn droom is een hoop
stil jij - de ochtend vrees ik
als een speld in de lucht.

Stijn Vranken

maandag 12 januari 2009

Regen van betekenis

Het regent buiten en ik voel me een beetje triest.
Het is stil in mij.
Vaak ben ik een open boek.
Maar niet vandaag.

Het is denk ik weer de zoektocht.
Naar mijn eigen ik.
De hang naar vrijheid.
Naar horizonnen zonder grenzen.
Hollandse luchten.
Witte stranden zonder mensen.

Wordt het dan nooit rustig in mijn hart?
Ik weet niet wat het is.
Is het regen van betekenis?

zondag 11 januari 2009

Juans-les-Pins

Terugbladerend in mijn dagboek las ik het volgende stukje over ons bezoek aan Zuid-Frankrijk deze zomer.

Juans-les-Pins
Stadje tussen Cannes & Nice
Podium van showing off en nouveau riche
Toneel van het niets

Geen teken van neergang of kredietcrisis
Bloeiende handel in goud en syfilis

Maar raak het goud niet aan want
het blijft aan handen plakken
De diepte mist, de kern
is anders dan de schil
Geluk is hier een houding,
geen gevoel

Mar adentro

Enkele inzichten, mede na het zien van de prachtige film Mar adentro (de zee vanbinnen) waarin euthanasie centraal staat:

Zorg er bij het sterven voor dat je de rust hebt om je geest te laten bepalen wanneer het lichaam ermee stopt.

Het leven zou een goede afwisseling van eb en vloed moeten zijn.

Echte liefde is iemand die dood wil helpen met sterven.

zaterdag 10 januari 2009

Hebben en zijn

Op school stonden ze op het bord geschreven.
Het werkwoord hebben en het werkwoord zijn.
Hiermee was tijd, was eeuwigheid gegeven.
De ene werklijkheid, de andre schijn.

Hebben is niets. Is oorlog. Is niet leven.
Is van de wereld en haar goden zijn.
Zijn is, boven die dingen uitgeheven,
Vervuld worden van goddelijke pijn.

Hebben is hard. Is lichaam. Is twee borsten.
Is naar de aarde hongeren en dorsten.
Is enkel zinnen, enkel botte plicht.

Zijn is de ziel, is luisteren, is wijken,
Is kind worden en naar de sterren kijken,
En daarheen langzaam worden opgelicht.

Uit het werk van Ed Hoornik (1910-1970)

Waiting for meaning

een vreemde minnaar doet je anders vasthouden
je schouders puilen anders uit zijn handpalmen
je borsten bundelen anders in zijn hals
omdat hij vreemd is, ben jij bevreemdend heel

en van jezelf ontdaan wat zijn wij
oud geworden hoe verkniesd tot kommer
hoe verspoeld in schuld en klier
mijn hart vlucht als een rat

ik denk aan jou en steek de winter over
ik denk aan jou en koude knettert aan mijn huid
droef droef zo ver het hart kan zien

we hebben de jeugd uit onze haren geschud we kunnen
ons leven niet meer zogen we veroorzaken elkaar
jij daar, ik hier-suf gebeukt en tot stikkens toe verwurgd

Antjie Krog

vrijdag 9 januari 2009

The particularity of nakedness

als ik jou ruik
wordt mijn adem harig
krijgt mijn stem kippenvel
je mond proeft naar pit voor je penetreert

je borst een en al nicotine
en honing je blozende
bedonderde besneden penis
vouwt reukloos langs je dijen weg

in je koele scrotum mengt sperma
zich met accuzuur
de holte van je arm draait haar poes naar mij toe

maar je ligt zo zacht en weerloos uitgestrekt
dat ik voor het eerst sinds jaren
kan ademhalen in het blauwe van je nek

Antjie Krog
(vertaling: Robert Dorsman)

donderdag 8 januari 2009

Seks voor het huwelijk

Ik lees het boek Gewassen Vlees van Thomas Rosenboom. We schrijven het jaar 1749. Hoofdpersoon Willem Augustijn van Donck treurt om de afwijzing door zijn geliefde. Hij wordt op cynische wijze getroost door de dandy Bergsma. Bergsma maakt in prachtige woorden duidelijk dat de seksuele moraal in 1749 verdacht veel lijkt op die van 2009...

"Een heer van deze tijd doet zich immers al bij voorbaat zo aan het bruiloftsmaal te goed dat het huwelijk zelf niets meer is dan een natafelen tot der dood. Je hebt je buikje al kogelrond, je kunt niet meer, het komt je de keel uit maar voor de gezelligheid schep je nog maar eens op...De lange nazit ontgaat u dus, maar wat geeft dat als uw geliefde zich allang in talloze gerechten en bijspijzen heeft opgediend? Mijnheer, u hebt haar geconsumeerd!"

woensdag 7 januari 2009

Zwijgen

Je vindt zelden iemand met wie het prettig zwijgen is.
Dankjewel, huisgenoot. Dankjewel voor jou.

maandag 5 januari 2009

't geet deur

Na 12 jaar gaat het dan eindelijk weer gebeuren: een heus Nederlands Kampioenschap marathonschaatsen op natuurijs. Het is weer even vroeger. Als er nog mensen bang zijn dat Nederland Nederland niet meer is: begeeft u zich dan donderdag naar Lelystad voor deze proeve van oerhollandse cultuur.

U zult er stamppotmannen treffen, gesponsord door nijvere loonbedrijven en worstelende slagerijen. Geen Beau, Mees of Mohammed maar Bob (de Vries!), Douwe, Jan en Henk. Geen kunstrijders uit Utrecht, Den Haag of Amsterdam maar blote voetenschaatsers uit Rouveen, Schoonebeek en Makkinga. Eerlijke mannen. Ideale schoonzonen die hun vakantiedagen opnemen voor hun ijskoude passie. Met hun goedgebekte dialecten en hun ijspegels van slijm zullen ze de klimaatcrisis even het zwijgen opleggen.

't geet deur.

Change

zondag 4 januari 2009

Ja liefste

Ja liefste Tot mijn lippen bloeden
Tot het plafond naar beneden komt
Tot de nacht wit wegtrekt
Tot de katten in de tuinen krijsen
Tot het licht de ramen openschuift
Tot er vogels door de kamer vliegen
Tot de buren over het balkon klimmen
Tot de fietsers op straat stilstaan
Tot het wolkendek openbreekt
Tot alles blauw is
Tot alles rood wordt
Tot de tijd ontploft
Tot mijn hart stopt

K. Michel

Laat ons eerlijk zijn

Wat kan er
nou eigenlijk
misgaan
in de toekomst

Alleen de dood
is een streep
door de rekening
voor de rest
is alles
relatief

Dus maak je geen zorgen
en zing vals
breek je hart
loop verloren
voel verdriet
en vlucht in woorden
maak jezelf wijs
dat je onmisbaar bent
lieg de waarheid
bij elkaar
vertel de wereld
waar het op staat
speel een rol en verdwaal
maar heb lief
in een andere taal

Want
laat ons eerlijk zijn
wat kan er
nou eigenlijk
misgaan
in de toekomst.

Stef Bos

Een hand

Laat ons met een hand beginnen,
we voegen er een dag aan toe,
een volzin met een naam erin
die we op slag vergeten, tenzij
het anders gaat en we snel weten
dat we niet voorbijgaand zijn,
de kans is klein, want bij het tellen
van mijn vrienden heb ik altijd
vingers over, en daarom: laat ons
met een hand beginnen,
we voegen er een dag aan toe,
en als het is zoals het meestal is,
gaan we iets galants verzinnen,
tot ziens, ik moet eens verder,
het was me een genoegen.

Bart Moeyaert

Als ooit

Als ooit jouw aanraking geen beroering
wekt dan ergernis of niets, als ooit
de dagen zich weer sluiten in de
aaneengeregen rij van opsomming
zonder apotheose* als de dood
zich in ons heeft gemengd en vreugdeloos
met ons aan tafel zit waar alleen nog
de verveelde conversatie van de vorken klinkt,

als ooit jouw bloed niet meer het mijne is
of ik het drink en er meer is in de kamer
dan jouw aanwezigheid als jij er bent,
als ooit behang en kapstok met jouw jas eraan
geen verschil maken voor mijn blik,
de straat gelaten onder onze voeten ligt,

dan vraag ik je om met mij in een kleine kist
onder een boom waar wij eerder
of te verbranden en te gooien in het water
waarop wij eens, dat wij teruggaan naar de plaatsen
die zijn achtergebleven in het fotoboek en ook het fotoboek
met alles er nog in en ook ons huis, de kinderen
als we die dan hebben, de hele aarde
zullen we samen moeten begraven, als ooit

Hagar Peeters

Liederen voor nieuw leven 2

de omvang van haar schedeltje stelt ons voor
een raadsel. onder haartjes, een voor een
vouwen zich blaadjes toe tot been zodat haar
gezichtje als een lampenkap vol licht

de binnenkant weergeeft - anders zien
we de niet roze lettergrepen van haar handjes
of het ritselen van een glimlach wanneer die
opkruipt naar de pasgeboren oogjes

en ze overhaalt te blijven in dit
dal van adem. haar voetjes scheppen
pas licht als we haar glanzend neerleggen in melk

en toestoppen opdat ze rust, uit zoveel ikken
moest ze haar innerlijkste ik opdiepen voordat ze
kon opduiken als ons liefste kogeltje licht

Antjie Krog

----------------------------------------------------
vertaald uit het Zuid-Afrikaans
door Robert Dorsman en Jan van der Haar.
----------------------------------------------------
uit: 'Lijfkreet', 2006

zaterdag 3 januari 2009

Huwelijk


Het gedicht 'Huwelijk' van Willem Elsschot is sinds mijn vroege jeugd bepalend geweest voor mijn liefde voor taal, literatuur en poëzie. Vooral vanwege de weemoedigheid, die niemand kan verklaren en die des avonds komt wanneer men slapen gaat.


Toen hij bespeurde hoe de nevel van de tijd
in d'ogen van zijn vrouw de vonken uit kwam doven,
haar wangen had verweerd, haar voorhoofd had doorkloven
toen wendde hij zich af en vrat zich op van spijt.

Hij vloekte en ging te keer en trok zich bij de baard
en mat haar met de blik, maar kon niet meer begeren,
hij zag de grootse zonde in duivelsplicht verkeren
en hoe zij tot hem opkeek als een stervend paard.

Maar sterven deed zij niet, al zoog zijn helse mond
het merg uit haar gebeente, dat haar toch bleef dragen.
Zij dorst niet spreken meer, niet vragen of niet klagen,
en rilde waar zij stond, maar leefde en bleef gezond.

Hij dacht: ik sla haar dood en steek het huis in brand.
Ik moet de schimmel van mijn stramme voeten wassen
en rennen door het vuur en door het water plassen
tot bij een ander lief in enig ander land.

Maar doodslaan deed hij niet, want tussen droom en daad
staan wetten in de weg en praktische bezwaren,
en ook weemoedigheid, die niemand kan verklaren,
en die des avonds komt, wanneer men slapen gaat.

Zo gingen jaren heen. De kindren werden groot
en zagen dat de man die zij hun vader heetten,
bewegingloos en zwijgend bij het vuur gezeten,
een godvergeten en vervaarlijke aanblik bood.

Willem Elsschot

In dit bed

in dit bed
ligt geen wachten
wanneer wij het betreden
met onze rubberen troepen

doch in dit bed
waagt zich ook geen haast
- hier woelen wij winnaars
voorzichtig vergroeiend
ons verlies tegemoet

want in dit bed
wacht geen licht
wanneer de ochtend ons
als een worm weer
uiteensnijdt

Stijn Vranken

Sinds

wij deze weg
zijn ingeslagen, zijn de
zwaluwen weergekeerd
is de jasmijn diep uit
haar slagaderen gaan
geuren is de sneeuw op de top-
pen gesmolten sinds wij
deze weg zijn ingeslagen
is een man geluidloos

achterover getuimeld
door de lucht die we in-
ademen ach, het is alle
lucht van de aarde over-
weldigd door het iele ge-
luid van verdriet sinds
wij deze weg zijn ingeslagen
worden we 's-avonds donker

van tong en vertalen we
ontbinding onze enkels
ruiken reeds de geur, maar god!
hoe sterk onze dijen hoe
vurig hoe vlug van fi-
ligrein het hart dat ha-
merend beukt in het niets

Antjie Krog

naschrift G: 'filigrein' betekent 'fijn werk van dun draad'

Hoe zeg je dat

Al een tijdje lees ik veel van de Zuidafrikaanse dichteres Antjie Krog. Het is prachtig. Ik heb er niet veel woorden voor. Het raakt me. Het is beeldend. Ontroerend. Dit gedicht combineert zo mooi de liefde met het melancholische gevoel van ouder worden. Zo moet het.


Hoe zeg je dat

Ik weet echt niet hoe ik het zeggen moet
je verwinterde getrimde baard is misschien
te nà, mij voor taal te dichtbij, te kiezelgrijs

ik weet werkelijk niet hoe ik je ouder wordende lijf moet weergeven
zonder de woorden 'verlies' of 'fataal'. Ik heb geen idee
ik weet niet waarom het woord 'rimpels' zo banaal klinkt
ik weet niet hoe ouder worden moet klinken in taal

de irissen van je beruchte blauwe ogen
zijn intussen doordesemd geraakt met groen
maar dan stamelender en inniger - twee

blijvende koelten die mij een leven lang liefhebben
mijn wijsvinger trekt je wenkbrauwen na
waaruit haren groeien als bliksemschichten
gezicht dat ik liefheb: gezicht van verwering

als ik je tegen me aandruk voelen je haren als dons
je hoofdhuid verbaast me om zijn textuur - evenals
de lange groeven die van je oren naar je hals lopen

de mond die geniaal aan mootjes hakte rust nu
geurig tegen mijn slaap genadig als brood
je handen laten mijn borsten als glazen donkere
wijn in hun palmen zinken misschien wil ik wel zeggen

dat ik je dikke buik zo sexy vind
dat een erectie tegen de lichte glooiing
mij het water in de mond doet lopen misschien wil ik

wel zeggen dat ik mij voor de eerste keer
kan overgeven aan je dijen vanwege hun weke
witheid, dat ik het zachte lubberen van je billen
liever heb dan de jonge harde opgefokte geilheid

van vroeger het gaat je bij seks niet meer
om jezelf, maar om mij het gaat
je niet meer om de voortplanting, maar je

wijdt je in alle rust aan mij - in
deze schat aan ervaring strek ik me uit. het is
alsof je dieper in me gaat, ik stiller word, alsof we
in alle heelheid klaarkomen. hoe verzet je

je tegen de gemakkelijke smoes die oud worden botweg
tot metafoor van de dood vermomt? hoe
kom je aan de woordenschat van de ouderdom?

Antjie Krog

vrijdag 2 januari 2009

Dooi

Het dooit vandaag

De zon zoent wijkend ijs
Leven keert terug
na dagen van witte,
trotse vorst waarin
de tijd leek stil te staan,
alles bij het oude bleef
en vandaag weer even vroeger was

Dooi doet leven
maar klinkt als dood
De vergankelijkheid
van smeltend ijs

Lucas Saan

Eeuwigheid

Er zijn plekken
waar ik zonder glimlach
niet meer langs kan.
Ooit is daar een grap
verteld, een kus geroofd,
iets voor het eerst gedacht.
Ter hoogte van mijn oor,
bijvoorbeeld,
heb jij me op een nacht
beloofd dat eeuwigheid
een leugen is, maar dat het
daarom tussen ons niet
minder lang gaat duren.
Meer woorden waren er
niet nodig – een mond
spreekt van zichzelf al mooi
en huid heeft een geheugen.
Jij blijft mijn hals, mijn navel,
mijn holte van mijn knie
voor altijd bij.
Zonder glimlach kan ik
aan geen plek voorbij.

Bart Moeyaert

Sterk

Ik dacht dat het niet kon:
dat iets wat je niet ziet
je alle dagen draagt
en sterker maakt.
Alsof je spieren krijgt
van liefde.

En kijk, het klopt:
het hart van oma
slaat nog altijd over
als ze opa ziet.
Maar nu hij oud is en te bed,
mischien nog net de hemel haalt,
loopt oma sinds een poosje
krommer en vraagt ze vaker
om mijn arm.
Zonder hem krijgt
ze het huis niet warm
en zelfs de hond
zakt zuchtend naast de luie stoel.
Dus is het waar
dat liefde
spieren geeft
en op den duur
ook vuur.

Bart Moeyaert

Dapper

Meer nog dan een ochtendzoen
heb ik 's morgens moed vandoen.
Wakker worden is geen kunst.
Dat gaat.
Van kwaad is beddengoed
zich niet bewust
en koude slaapt niet graag
onder een deken.
Het is de mat die
met de wereld vergeleken
veel te klein is als begin,
en zelfs met mij er middenin,
een beetje knelt.
Ik aarzel lang, rechtop in bed,
bedenk dat net als ja of het
het woordje bang
vaak in mijn dagboek staat,
maar dapper is mijn broer
en zelf ben ik een held.
Dat helpt.

Opstaan is de kunst.
Meer dan een paar ochtendzoenen
heb ik nood aan stoute schoenen.

Bart Moeyaert

Siberië

Geef me je jas
van bont en teddyberen.
Leg je arm om me heen
en al je winterkleren.
Zoen me
tot ik warm word.
Zoen me
tot ik spin.
Trek je eigen huid dan uit,
stop mij er onder in.
Sus me met je hartslag:
wij ons wij ons wij ons.
Maak van dit veel te grote bed
een heel klein fort van dons.

Bart Moeyaert

Kort

Niet langer dan
een ademtocht,
lang is dat niet,
kijk maar,
ik deed het weer,
zo lang al hou ik van je,
en dan niet zomaar even,
nee,
de hele tijd als nu,
en nu,
en verder nog,
denk ik,
mijn hele leven.

Bart Moeyaert

Dag

Wil jij dit nog voor me doen
vóór je weggaat en de straat vergeet:
zweren dat je toen je bij me was
alleen om bestwil hebt gelogen
en het verdriet dat ik heb helpen
drogen zo echt was als dat wat wij
hebben gedeeld, en zeg terloops
dat tijd de wonden heelt en
wil je wat ik vraag ook zweren
op het hoofd van iemand die je
dierbaar is, bijvoorbeeld mij?

Bart Moeyaert

Ochtend

Vanochtend was de wereld
weer erg goed begonnen
met blauwe lucht en hier en daar
een wolk van zelfgesponnen
suiker, en in haar schaduw
op de grond een koe, maar als
altijd hield ze het voor bekeken
toen ik onder haar door reed,
over haar heen, en hoorde
dat er vandaag geen doden
maar wel een paar gewonden
waren, en dat we mochten hopen
dat de hemel op zou klaren.

Bart Moeyaert

Huwelijksaanzoek

Als je me wil
wil me dan nu
nu de lucht in mijn longen
nog warm is
en mijn hand
nog arm is.

Als je me wil
wil me dan nu
of stilaan toch
straks …

Want morgen
morgen gaan we dood

en doden
vinden elkaar

nooit meer terug.

Stijn Vranken

Ik schrijf je

Ik schrijf je

Ik schrijf je
want je had het veel te druk
met niet naar me te luisteren
om te horen wat ik zei.

Eenzaamheid is een recht van zelfs
de grootste geliefden
al zijn dat idioten zoals nu eens ik
en dan weer jij.

Ik schrijf je
in de hoop dat je beter lezen kan
dan luisteren.

Stijn Vranken

Wees het zaad dat je bent

Het leven kleeft aan onze lichamen
als de wind aan de bomen.

Gisteren werd de tijd weer een jaar ouder,
en de hoop geen seconde wijzer.
Er is weinig nodig om je te vervelen,
wees dus je eigen hobby. Doodgaan
is misschien niet zo erg,

het blijven wel.

Vrij naar Stijn Vranken, Lucas Saan

Wees gerust, maar niet hier

Je bent nu al jarenlang elke dag.
Je staat, je zit, je ligt, je hangt
voortdurend wel ergens
te zijn.

Je bent.
Dat moet ik je geven.
Maar wat? Dat blijf ik je vragen.
Je maakt de kamer kleiner
en kleiner is niet langer
groot genoeg.

Kijk, dat grote gat links
is een deur.
Afwezigheid staat je zonder twijfel
als gegoten.

Stijn Vranken

Hemelsbang

Ik ben bang liefste, hemelsbang,

dat ik vannacht al
overvloedig van haar houden zal.

Niet ‘houden van’ zoals van jou,
niet met hart en ziel of zo,
nee, heel gewoon,
met wat honger in een hoek
van een kamer
van een donkerrood appartement
waarvan jij, liefste, het bestaan
niet kent.

Bang van hoe ik eerst nog
handenloos en schijnbaar ongewapend,
urenlang naar haar mond zal staren,
vervolgens urenlang naar haar ogen,
en dan, opnieuw,
urenlang naar haar mond.
Bang van hoe ze stilaan zal beginnen zwijgen
omdat ze weet dat ik, eens goed en wel verblind,
ook niks meer hoor.
Bang van wie dan het begeren zal beginnen,
wie het eerst zal bezwijken onder eigen vuur,
diep inademt,
en volmaakt toevallig de eerste streling toedient.
Bang van hoe dat één van ons twee zal zijn…

Ik ben bang, liefste, hemelsbang

van hoe zij vervolgens met soepele schaamte
vragen zal of ik poseren wil voor haar verlangen.
Van hoe ik uit alle macht geen antwoord zal zoeken.
Van hoe zij daar ook allesbehalve op wacht,
maar glimlacht,
en zich dwars doorheen mijn mond vol tanden,
de kleren van het lichaam schraapt.
Met haar handen vol vingers.

Bang van hoe ze steeds bloter zal groeien,
zich openbaart, en zich als een donzen God
(in een slipje van de Hema)
op mijn netvliezen nestelt.
Bang van hoe gewillig ik
deze blikschade zal oplopen.

Bang van hoe hees
haar volbloedlippen me zullen dwingen
haar nakende lichaam nauwkeurig na te tellen,
bang van hoe ontzettend heelhuids ze zal blijken.

Ik ben bang, liefste, hemelsbang

van hoe ik, precies op dat moment,
één seconde nog,
aan jou zal denken,
vlak voor de kamer kapseist,
vlak voor ik uitglijd over haar mond,
en onder haar heupen kruip
als een zacht, wankel podium.
Vlak voor zij mij zal ontmantelen
En me mateloos zal bezitten
als een machteloze troon,
gevloerd onder haar vleselijk gewil.

Bang van hoe luid haar huid zal hijgen
wanneer die zich met de mijne verwart.
Van hoe ze een nieuw lichaamsdeel
van me zal worden, één dat ik nooit heb gekend,
maar altijd heb gemist…
Bang van hoe oeverloos we ons zullen verdrinken
in elkaars bekkens vol kokend bloot.

Ik ben bang, hemelsbang, liefste,

van hoe dan ook deze dans zal haperen, zal stokken,
van hoe onze vingers zullen vertragen,
onze lippen krimpen,
en alle tongen zich weer zullen terugtrekken
in hun eigen oude monden.

Bang van hoe licht het licht zal zijn
waarin ook dit verlangen
tot een vergissing zal verkruimelen…

Ik ben bang, liefste.
Hemelsbang.

Stijn Vranken

donderdag 1 januari 2009

Ik voel de tijd

Ik voel de tijd niet groot genoeg,
ik geloof hem niet.

Je krijgt een kus, een dag, een nacht,
en misschien nog wat morgen.
Maar méér kan je uit mijn mond niet kopen,
méér mij
heb ik nooit in voorraad.
Toekomst wordt tegenwoordig
snel slecht.

Wie weet wie ik morgen ben?
Of wat? Of hoe ik heet? Wie weet
waarheen mijn bed zal drijven,
hoeveel armen ik zal hebben?
Of hoe weinig.

Stijn Vranken

Gewassen vlees

Nu ik het toch over Thomas Rosenboom's Gewassen vlees heb, wat te denken van de volgende quotes.

Voorts moet ik mij te allen tijde beschikbaar houden voor genoegens die een galant heer soms op 't onverwachts kunnen toevallen.

Tot zover, lieve, ik kan niet meer: de oprechtheid waartoe ik mij genoopt zag heeft mij uitgeput.

Ik geloof dat de ware vertrouwelijkheid lange tijd sluimeren kan in scheiding om dan, als de omstandigheden zich gelukkig keren, weer heerlijk op te bloeien, net als woestijnbloemen na regenval.

Sensitiviteit

Het valt me zo vaak op dat veel mensen in hun gedrag op geen enkele manier rekening houden met hun gesprekspartner. Ze vertellen louter en alleen vanuit hun eigen perspectief en denken niet na over dat van hun gesprekspartner. Ze kijken niet. Ze voelen niet. Ze herkennen geen zachte signalen.

Wat is dat toch, dat grote gebrek aan sensitiviteit bij de mensheid. Vandaag viel het me weer op en enkele uren later las ik de volgende passage in Gewassen Vlees van Thomas Rosenboom. Mooier kan niemand het verwoorden.

...Maar de goede man kon zich niet meer onderbreken - geestelijk een kleuter, die zijn kennis zonder onderscheid tot in bijzonderheden kwijt moet, onverschillig of de ander er belang bij heeft of er wellicht reeds van op de hoogte is, zoals de namen van de dingen...

Zo spaar ik mij

Ik bouw een groter hart
om in minder slagen meer bloed te kunnen pompen
en sterker ook

Ik adem al mijn adem diep, vergeet te kijken
en voel alleen met wanten aan

Zo spaar ik mij
voor jou

Groef

Brokeback Mountain

Prachtige quote uit de film Brokeback Mountain, over de onmogelijke liefde tussen twee cowboymannen in het Texas van de jaren '60 en '70.

I wish I knew how to quit you.