Ik ben bang liefste, hemelsbang,
dat ik vannacht al
overvloedig van haar houden zal.
Niet ‘houden van’ zoals van jou,
niet met hart en ziel of zo,
nee, heel gewoon,
met wat honger in een hoek
van een kamer
van een donkerrood appartement
waarvan jij, liefste, het bestaan
niet kent.
Bang van hoe ik eerst nog
handenloos en schijnbaar ongewapend,
urenlang naar haar mond zal staren,
vervolgens urenlang naar haar ogen,
en dan, opnieuw,
urenlang naar haar mond.
Bang van hoe ze stilaan zal beginnen zwijgen
omdat ze weet dat ik, eens goed en wel verblind,
ook niks meer hoor.
Bang van wie dan het begeren zal beginnen,
wie het eerst zal bezwijken onder eigen vuur,
diep inademt,
en volmaakt toevallig de eerste streling toedient.
Bang van hoe dat één van ons twee zal zijn…
Ik ben bang, liefste, hemelsbang
van hoe zij vervolgens met soepele schaamte
vragen zal of ik poseren wil voor haar verlangen.
Van hoe ik uit alle macht geen antwoord zal zoeken.
Van hoe zij daar ook allesbehalve op wacht,
maar glimlacht,
en zich dwars doorheen mijn mond vol tanden,
de kleren van het lichaam schraapt.
Met haar handen vol vingers.
Bang van hoe ze steeds bloter zal groeien,
zich openbaart, en zich als een donzen God
(in een slipje van de Hema)
op mijn netvliezen nestelt.
Bang van hoe gewillig ik
deze blikschade zal oplopen.
Bang van hoe hees
haar volbloedlippen me zullen dwingen
haar nakende lichaam nauwkeurig na te tellen,
bang van hoe ontzettend heelhuids ze zal blijken.
Ik ben bang, liefste, hemelsbang
van hoe ik, precies op dat moment,
één seconde nog,
aan jou zal denken,
vlak voor de kamer kapseist,
vlak voor ik uitglijd over haar mond,
en onder haar heupen kruip
als een zacht, wankel podium.
Vlak voor zij mij zal ontmantelen
En me mateloos zal bezitten
als een machteloze troon,
gevloerd onder haar vleselijk gewil.
Bang van hoe luid haar huid zal hijgen
wanneer die zich met de mijne verwart.
Van hoe ze een nieuw lichaamsdeel
van me zal worden, één dat ik nooit heb gekend,
maar altijd heb gemist…
Bang van hoe oeverloos we ons zullen verdrinken
in elkaars bekkens vol kokend bloot.
Ik ben bang, hemelsbang, liefste,
van hoe dan ook deze dans zal haperen, zal stokken,
van hoe onze vingers zullen vertragen,
onze lippen krimpen,
en alle tongen zich weer zullen terugtrekken
in hun eigen oude monden.
Bang van hoe licht het licht zal zijn
waarin ook dit verlangen
tot een vergissing zal verkruimelen…
Ik ben bang, liefste.
Hemelsbang.
Stijn Vranken
Geen opmerkingen:
Een reactie posten