Ik lees Arnon Grünberg. Hij vraagt aan zijn vriendin hoe te voorkomen dat een overeenkomst het verlangen doodt. Hij kan zich niet voorstellen dat een overeenkomst het verlangen in leven houdt. De overeenkomst maakt van het verlangen een plicht, en een plicht kan geen verlangen zijn. Om die reden geeft hij de voorkeur aan ambiguïteit (=tweeslachtigheid, vooral ook in taal gebruikt voor iets dat op 2 manieren kan worden uitgelegd (Marie is vannacht goed bevallen)). Hoe onduidelijker de overeenkomst hoe beter.
Een ware gedachte maar hoe waar? Grünberg heeft een vriendin en propageert monogaam te zijn. Wat is het dan, is het werkelijk ambiguïteit of is het slechts verlangen daarnaar?
Geen opmerkingen:
Een reactie posten